Leren Rc Vliegen Deel 4 (De Vlucht)
De Gemotoriseerde Vlucht
De manier van opstijgen hangt af van twee elementen, zoals we besproken hebben in het vorige onderdeel. Heeft je rc vliegtuig een landingsgestel en of het oppervlak waarvan je opstijgt gras, beton of asfalt is. Als alles bij het opstijgen goed is gegaan, ben je nu veilig in de lucht en gaat je model de hoogte in.
Zodra je in de lucht bent, is er één ding heel belangrijk: houd je RC vliegtuig continu in de gaten, kijk hoe het reageert, stuur het bij waar nodig, maar kijk zeker niet of nauwelijks op je zender. Als je je vingers op de stuurknuppels houdt, het vliegtuig bestuurt en ook corrigeert, is alles in orde. Je hoeft helemaal niet op de zender te kijken om te begrijpen wat er in de lucht gebeurt. Als je dit wel telkens doet leidt het af en kan het leiden tot gevaarlijke situaties.
Als je een MHz zender gebruikt, is het belangrijk dat je de antenne van de zender minstens met een hoek van 45 graden de lucht in richt. Hierdoor bereik je de maximale signaalsterkte en een groot bereik.
Probeer jezelf deze houding aan te leren. Als je een 2.4 GHz zender gebruikt, vouw de antenne dan zo dat hij evenwijdig loopt met de zender. Richt de antenne niet recht omhoog, want bij een 2.4 GHz is het signaal dan juist het zwakst.
Als je RC vliegt, maak dan kleine correcties en voorzichtige bewegingen met de stuurknuppels. Wees zeker niet wild en overmoedig; overcompensatie is een van de grootste redenen van crashen bij beginnende RC vliegers.
Afhankelijk van het aantal kanalen op je zender gebruik je de kracht van de motor of het hoogteroer om de hoogte van je RC vliegtuig te regelen. Laat het model niet te ver van je weg vliegen, want dan kun je niet zien wat er zich allemaal afspeelt in de lucht. Natuurlijk moet het ook niet te dichtbij vliegen, want dit kan gevaarlijk zijn. Een veilige afstand/hoogte is ter hoogte van de boomtoppen in je omgeving van 25 à 30 meter hoog.
Rc Vliegtuig: Gebruik Altijd Je Gezond Verstand
Wanneer je de juiste hoogte hebt bereikt, begin je voorzichtig bochtjes te maken met je vliegtuig om aan de vliegeigenschappen van je toestel te wennen. Let op maak geen scherpe bochten als je net begint met vliegen en druk de stuurknuppels niet tot hun maximale positie in, maar maak kleine en geleidelijke stuurbewegingen.
Gebruik altijd je gezond verstand als je vliegt: vlieg niet te dicht in de buurt van mensen en gebouwen, vlieg op een veilige hoogte, zoals we hierboven besproken hebben, en houd altijd zicht op je model, want veiligheid gaat voor alles.
<— Ga Terug Naar Deel 3 – Opstijgen | Ga Verder naar Deel 5 – Trimmen —>